Dendrologische informatie
Linde (Tilia)
Historie
De linde werd vroeger veel aangeplant op dorpspleinen en op andere markante plaatsen. Ze fungeerde vaak als gerechtsboom of als herdenkingsboom. Bij boerderijen en op binnenplaatsen werden de linden vaak tot leilinden of knotlindengesnoeid.
Algemeen
De linde heeft als verspreidingsgebied het Noordelijk Halfrond en komt in het grootste deel van Europa voor. Ook in Amerika en Azië komt de linde van nature voor tot Centraal-Mexico en het noorden van Indochina.
Europese soorten zijn: Tilia cordata, Tilia platyphyllos, Tilia tomentosa en de hybride van Tilia cordata en Tilia platyphyllos, namenlijk de Tilia x europaea.
Vooral in de Achterhoek zijn in het verleden verscheidene wegen in het landschap beplant met de Hollandse linde (Tilia x europaea). Gebruikt werden vooral Tilia europaea ' Koningslinde'en Tilia europaea 'Zwarte Linde'.
Doelstelling van het Nationaal Lindearboretum:
“Het opzetten, beheren, in stand houden en waar mogelijk uitbreiden van de grootste europese collectie winterharde Lindebomen in een zgn. Lindenarboretum”.
Kenmerken van de linde
Alle lindesoorten zijn bomen en enkele soorten kunnen wel 40m. hoog worden. Linden kunnen zeer oud worden vooral vanwege het grote regeneratievermogen. De linde is een bladverliezende boom met op jonge leeftijd een vrij gladde stam. Op latere leeftijd kan de stam bij verschillende soorten diep gegroefd zijn of zelfs scheuren. De vrij grote winterknoppen varieren van groen tot rood, afhankelijk van de soort en cultivar. De linde heeft een verspreide bladstand. Het blad is enkelvoudig en heeft meestal een spitse top. De bladrand is gaafrandig of getand en de bladvoet hartvormig tot vlak of zelfs scheef. De onderzijde van het blad is kaal of bezet met haren of sterharen, vaak in de vorm van okselbaarden. De steunblaadjes aan de bladeren worden over het algemeen vrij snel afgeworpen. De bloeiwijze is lang gesteeld en meestal hangend. Met deze steel is voor een meer of minder groot deel een schutblad , de spatha, vergroeid. Het aantal gelig/witte bloemen per bloeiwijze varieert van drie tot meer dan honderd. De bloemen hebben vijf kelk- en vijf kroonbladeren. De bloemen hebben veel nectar en geuren goed. Het vruchtbeginsel is bovenstandig en de vrucht is een niet openspringende noot met meestal een zaad. Doordat de verschillen in morfologische kenmerken zeer gering zijn, is het niet altijd gemakkelijk om de linden van elkaar te onderscheiden.